Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

stijf

betekenis & definitie

bn. en bw. (-ver, -st), 1. moeilijk buigbaar, niet meegaand, niet soepel: — bordpapier, als tijdelijke toestand: stijve spieren, stram, verstijfd tengevolge van kou of verwonding: een stijve nek, pijnlijke stijfheid in de nek door kouvatten; zich — houden, niet meegeven; het been — houden; niet toegeven, voet bij stuk houden;

2. (fig.) niet plooibaar, niet toeschietelijk, zich en anderen weinig vrijheid veroorlovend; gemaakt;
3. (fig.) onhandig, onbevallig, niet los, houterig: stijve manieren;
4. (van iets dat opgevuld is) een gesloten geheel vormend: — zetten, de regels stevig opvullen, weinig ruimte tussen de woorden laten;
5. krachtig, stevig: een stijve bries; bw.: zij hield het pak — vast; de markt is —, de prijzen houden zich staande of lopen op.