Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

stempel (werktuig)

betekenis & definitie

I. m./o.,

1. werktuig of gereedschap waarmee men stampt, drukt, ponst, perst of slaat om te vormen of openingen te maken (→stempel en matrijs): doorslag, drevel; (handsmeden) penvormig gereedschap (ook: warmdoorslag) om in verwarmde werkstukken gaten te slaan; (lettergieten) (ook: patrijs) gereedschap van hard materiaal met letter waarvan matrijs geslagen wordt of langs galvanische weg wordt vervaardigd (e) ;
2. gereedschap of werktuig waarin aan de onderkant een figuur of figuren verheven of uitgediept zijn gesneden, waarmee men stempelt, afdrukken slaat: droge —, die direct, blind indrukken in het papier aanbrengt; natte —, waarvoor men inkt gebruikt; fig.) hij drukt zijn — op zijn omgeving, geeft daar de toon aan;
3. (fig.) hoedanigheid, geaardheid, soort: zij zijn allen van dezelfde -, allen even slecht of goed; iemand van de oude —, met ouderwetse opvattingen;
4. (plantkunde) stigma, het meestal kleverige bovenste gedeelte van de stamper van bloemen ter opneming van het stuifmeel, dat door zijn reliëf aan een stempel herinnert (→stamper);

II. o.,

1. afdruk van een werktuig; wat door stempelen ontstaat;
2. (fig.) merk, kenmerk: dat draagt het — van echtheid.

(e) GRAFISCHE TECHNIEK. De stempel werd vroeger door specialisten uit een hard materiaal gesneden om matrijzen te kunnen maken voor het gieten van drukletters. Tegenwoordig wordt de ontwerptekening fotografisch in spiegelbeeld op de juiste grootte op een gepolijst staafje staal gebracht. Het letterbeeld komt dan verhoogd op het staafje, doordat de rest wordt weggestoken.

< >