Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

staking

betekenis & definitie

v. (-en), 1. het niet-voortzetten van iets; een algemene — van de pachtbetaling;

2. het tijdelijk neerleggen van het werk als protest of om bepaalde eisen af te dwingen, werkstaking ⓔ;
3. keer of gelegenheid dat men staakt: een — afkondigen; een algemene —, die alle bedrijfstakken omvat; een wilde —, die buiten de vakverenigingen om is ontstaan;
4. schorsing;
5. het blijven steken van de stemmen.

ⓔ Meestal wordt gestaakt voor betere arbeidsvoorwaarden (loon, werktijd) maar daarnaast komen ook solidariteitsstakingen (meestal in de beperkte vorm van een boycot) en politieke stakingen voor. Men onderscheidt georganiseerde stakingen, die de steun hebben van de vakbeweging, en wilde stakingen. Bij sitdown-stakingen weigeren de werknemers te werken, zonder hun werkplaats te verlaten; een recente variant van de sitdown-staking is de bedrijfsbezetting. Modelof stiptheidsacties pogen de voortgang van het werk te belemmeren door zeer nauwkeurige navolging van de voorschriften. De algemene staking is meestal tevens een politieke staking. De prikactie is een stakingsvorm waarbij achtereenvolgens in verschillende bedrijven van een concern of sector wordt gestaakt. Legt men een afdeling stil die essentieel is voor de continuïteit van een geheel bedrijf, dan spreekt men van een speerpuntactie.

In de pre-industriële samenleving was de staking een vorm van spontaan collectief protest, niet in de eerste plaats gericht tegen een werkgever, maar meestal als een nevenverschijnsel van een veel bredere sociale en/of politieke onrust. Pas met de komst van de industriële produktiewijze, waarbij, als gevolg van schaalvergroting en werkverdeling, het produktieproces werd geconcentreerd in fabrieken, ontstond een arbeidersklasse die zich, bewust van een gezamenlijk lot, organiseerde en het stakingswapen systematisch hanteerde ter realisering van sociale en politieke doeleinden. De eerste staking in deze zin was die van de wevers in Douai (1245). Een regelmatig terugkerend verschijnsel werd de staking echter pas na de industriële revolutie, in de 19e en 20e eeuw.

De betekenis van het stakingswapen bleek in de arbeidersbeweging een omstreden punt. Anarchisten en syndicalisten dachten via een staking de macht te kunnen grijpen en waren dan ook zeer stakingsbelust; gebrek aan organisatie en het ontbreken van weerstandskassen deden echter afbreuk aan de effectiviteit van hun stakingen. De marxisten zagen de staking als een wapen om verbetering van arbeidsvoorwaarden af te dwingen en als een middel tot verhoging van het klassebewustzijn. De christelijk-sociale stromingen zagen in de staking doorgaans een uiting van een tekort aan gemeenschapszin.

Na de Eerste Wereldoorlog kreeg de staking steeds meer het karakter van een beperkt machtsmiddel bij de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden, waaraan evenwel na 1945, toen de overheid zich in toenemende mate met die onderhandelingen ging bemoeien, een politiek element niet altijd vreemd was.

Het stakingsrecht is in Nederland noch in België in de wet vastgelegd. Wel is er in beide landen het ➝coalitieverbod opgeheven: in Nederland in 1872, in België in 1866 (in België werden echter pas in 1921 de laatste strafrechtelijke bepalingen tegen stakers uit de wet verwijderd). Uitdrukkelijke stakingsverboden gelden in beide landen voor overheidspersoneel (in Nederland sinds 1903; in België sinds 1937). Deze stakingsverboden vormen een belemmering voor de ratificatie van het door Nederland en België ondertekende Europees sociaal handvest, volgens hetwelk het stakingsrecht een sociaal grondrecht is. Wettelijke regeling van het stakingsrecht, in België voorgesteld in 1963, in Nederland in 1969, stuitte af op verzet van de vakbewegingen in beide landen, die een beperking van haar mogelijkheden vreesden.

LITT. F.A.M. Verleisdonk, Staking tegen de overheid (1965); H.H. Drenth, Stakingsrecht (1968); E.P. de Jong, De regeling van de werk-staking en de civiele rechtsorde (1971); M.G. Rood, Naar een stakingswet? (1978).