v. (-en),
1. het spannen;
2. druk die een gas of een damp, door zijn neiging zich te verspreiden, op de wand van een vat of een andere weerstand uitoefent: stoom van hoge —;
3. kracht per eenheid van oppervlakte die binnen in een vaste stof werkt (e): een normale — werkt loodrecht op het vlak van de doorsnede;
4. (elektrotechniek) toestand in een punt van een elektrisch veld, die bepaald wordt door de arbeid, nodig om de eenheid van positieve elektriciteit van oneindige afstand naar dat punt over te brengen;
5. toestand of omstandigheid dat iemands zenuwen, zijn aandacht, zijn verwachting gespannen zijn: in de uitslag van het examen tegemoet zien (➝stress);
6. geheel of samenwerking van factoren in een gebeurtenis, verhaal enz. waardoor de aandacht gespannen blijft;
7. toestand, verhouding die tot een uitbarsting of breuk dreigt te leiden: zij leven in voortdurende — met elkaar; sociale spanningen, het bestaan van oppositioneel gerichte houdingen tussen sociale eenheden of groepen;
8. afstand tussen twee steunpunten: die brug heeft een van 200 m.
(E)MECHANICA.
De spanning is de kracht per eenheid van oppervlakte die door twee aan elkaar grenzende lagen materie op elkaar wordt uitgeoefend. De spanning is een druk en wordt uitgedrukt in newton/m2. In het algemeen zullen de aan weerskanten liggende delen van een klein plat vlakje met oppervlakte S binnen een lichaam krachten op elkaar uitoefenen. De totale kracht F die op S aangrijpt (de resultante van alle krachten die in de verschillende punten van S aangrijpen) kan steeds ontbonden worden in een tangentiële component Fs, de schuifkracht, en in een normale component Fn, de normaalkracht. Nu werkt op S een schuifspanning τ = Fs/S en een normaalspanning σ = Fn/S. De normaalspanning kan een drukspanning of een trekspanning zijn.
Door de werking van een spanning wordt een vast lichaam vervormd (➝deformatie). Bij het uitoefenen van een schuifspanning ondergaat het lichaam een afschuiving. Bij kleine spanningen is de vervorming recht evenredig met de aangrijpende spanning (➝elastische vervorming). Vloeistoffen zonder inwendige wrijving oefenen op een oppervlak alleen een normaalspanning (druk) uit; is er wél inwendige wrijving (➝viscositeit) dan treden bij beweging ook schuifspanningen op.