o. (mv.), organische siliciumpolymeren met als basisgroep -R2Si-0-, waarin R een eenwaardig organisch radicaal is.
(e) Siliconen zijn ketenmoleculen waarvan de hoofdketen afwisselend bestaat uit siliciumen zuurstofatomen, terwijl de twee valenties van de siliciumatomen die niet aan de ketenvorming deelnemen, bezet worden door de organische radicalen. De siliciumatomen kunnen door andere atomen gedeeltelij k vervangen worden of er kunnen organische stoffen meegepolymeriseerd worden. De siliconen worden ingedeeld in oliën, rubbers, harsen en verbindingen. De fysische eigenschappen van de siliconen hangen sterk af van de grootte en het type van de radicaalgroepen. Industrieel worden ze bereid door de synthese van organische siliciumhaliden volgens een Grignardreactie, door directe reactie van chloorkoolwaterstoffen met silicium, en door olefinen te adderen aan →silanen.
Siliconen zijn zeer bestendig tegen hoge temperatuur (200-250 °C) en oxidaties. Ze behouden een zeer grote elasticiteit ook bij lage temperatuur (-80 °C). Ook zijn de siliconen betrekkelijk ongevoelig voor temperatuurveranderingen. De siliconen vertonen een zeer geringe adhesie tot andere materialen, hebben oppervlakte-actieve eigenschappen, zijn niet erg reactief en hebben goede isolerende eigenschappen. Vandaar hun toepassing als smeermiddelen, warmte-overdrachtvloeistoffen, elektrisch isolatiemateriaal, als waterafstotende en beschermende laag en in rubbers, kunstharsen, verf en cosmetische artikelen.