m./o. (-s),
1. in het algemeen een raamwerk van evenwijdige (of elkaar rechthoekig kruisende) staafjes, voor velerlei doeleinden: vlees op de rooster braden; raamwerk van evenwijdig lopende staven waarop het vuur rust in een vuurhaard, een oven: de van de kachel ligt dwars; (elektronika) onderdeel van een elektronenbaan waarmee de elektrische veldsterkte langs de elektronenbaan, die van kathode naar anode loopt, wordt beïnvloed; traliewerk ter afdekking, b.v. van een vijver, put, kuil enz., als zeef voor of in leidingen, waterlozingen, zinkputten e.d.; (scheepsbouw, zeilschepen) afdekking van vierkante, gekruiste latten op de openingen van het dek, om licht en lucht binnen te laten; (van kristallen) het geometrische geheel van plaatsen die door de atomen of ionen in een kristal worden ingenomen, zie kristalklasse; (optica) buigingsrooster;
2. houten vloer op ingeheide palen om daarop gebouwen of bouwwerken op te trekken op een drassige bodem, zonder fundering op palen: een op grondpalen; de roostervan een sluisvloer;
3.(bij uitbr. fig.) een vastgestelde en op papier uitgezette orde van werkzaamheden: een van aftreding; volgens, naar het rooster; verdeling van werkzaamheden over de verschillende dagen van de week enz.: een rooster van werkzaamheden;
4. hangend bij paarden, gezwollen deel van het gehemelte vlak achter de snijtanden, dat optreedt bij de tandwisseling, daarna spontaan weer verdwijnt.
ELEKTRONIKA
Met een rooster wordt de grootte van de stroom in een elektronenbuis beïnvloed. Vooral een rooster dat de kathode op korte afstand omsluit, heeft grote invloed op de netto-emissie van de kathode. De roosterspanning wordt daarbij negatief ten opzichte van de kathode gemaakt. Het gevolg is dat het rooster een zeer geringe stroom afneemt. Een rooster heeft een wijdmazige structuur en vangt weinig elektronen weg, de werking berust geheel op veldsterkte-effecten.
Een elektronenbuis met één rooster wordt triode genoemd. Er kunnen verscheidene roosters worden toegepast.
WERKTUIGBOUWKUNDE
In stookinrichtingen voor vaste brandstof is het rooster het raamwerk waarop de brandstof ligt, waardoorheen het grootste deel van de verbrandingslucht wordt aangevoerd en de as wordt afgevoerd. (Het doodbed op de brandstoftoevoerplaats laat geen lucht door.) De meestal vrijwel horizontale roosters zijn stilstaand of bewegend: veelal (half)automatisch bediend. Een rooster is opgebouwd uit roosterstaven (roosterbaren) waarvan vorm en afmeting verschillen afhankelijk van de brandstof en de soort stookinrichting (rechte staven, visgraat-, holle serpentine-, polygoon-, slangenstaven, kettingschalmen, enz.). Het materiaal is gietijzer, aan de bovenzijde gehard tegen de hoge temperaturen en slijtage. Zie dobystoker.
Traproosters worden gebruikt om fijnkorrelige brandstof (zaagsel, bruinkool enz.) te stoken. De brede roosterstaven zijn als traptreden schuin boven elkaar geplaatst. Door het eigen gewicht glijdt de brandstof geleidelijk naar beneden en ontbrandt door de op de staven achtergebleven gloeiende laag. Kettingroosters zijn uitgevoerd als een gelede transportband en bestaan uit scharnierend aan elkaar bevestigde roosterstaven die door middel van getande wielen als een rupsband worden voortbewogen. Dit heeft het voordeel dat de brandstof die vanuit een kaar aan de voorkant van de installatie wordt toegevoerd door het betrekkelijk lange traject wordt gedroogd, voorgewarmd en ontgast waardoor een betere verbranding en een hoger rendement wordt bereikt.