o. (rijzen),
I. jong, dun takje, teen, twijg; (spr.) jonge rijzen kan men buigen, maar oude bomen niet, in de jeugd is de mens meer voor vorming vatbaar dan op gevorderde leeftijd; buig het rijsje, als het jong is, wen de kinderen vroegtijdig aan het goede;
II. (coll.) als voorwerpsn. zonder mv.
1. afgesneden takken: Hollands, Gelders rijs, gebruikt bij waterstaatswerken;
2. takkenbos.