Wat is de betekenis van rijzen?

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rijzen

rijzen - onregelmatig werkwoord uitspraak: rij-zen 1. vorm, gestalte krijgen ♢ er zijn enkele problemen gerezen 2. omhoog komen ♢ het brood moet eerst rijzen, voor je het bakt Onregel...

2024-04-26
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Rijzen

Rijzen - opstaan. Van Eng. to rise.

2024-04-26
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

rijzen

rijzen - omhooggaan (van het mannelijk lid). Daer suol (= zwol, H.) mijn dolek, ... Doe hij mij rees, ducht (= leek, H.) mi des guedt (een oud man spreekt, H.), in Ts. 14, 141 [1550-1566].

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rijzen

v., rize, riizje, heve, heevje: (van water), opsette; het —, de riis; het wil (van baksel), der sit riis yn; -d, rizich.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rijzen

I. bn.; van rijs gemaakt: rijzen bezems. II. rees, is gerezen; 1. overeind gaan staan, zich oprichten: van zijn zetel rijzen; scheepst. rijzen! rijzen! rijzen! stuurboordskwartier rijzen!, woorden, waarmede in het volkslogies (vroeger) de manschappen gewekt werden; zijn haren rezen te berge; 2. zich (geleidelijk) naar boven in opwaartse richting b...

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rijzen

('rijzon) I. bn. van rijs : bezems. II. ('rijzən) (rees, rezen; is gerezen) [~ Gr. rhein, stromen, zich bewegen] 1. zich naar boven, in opwaartse richting bewegen : naar boven, in de hoogte rijst het luchtschip; de drukletter, de vorm is gerezen; damp, rook, stof kan -; -de vlammen. Syn. → klimmen. 2. omhooggaan en daardoor zich...

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Rijzen

(rees, is gerezen), 1. overeind gaan staan, zich oprichten: van zijn zetel rijzen ; de haren rijzen mij te berge; 2. omhooggaan, naar de hoogte gaan: het rijzen van de zon; het land van de rijzende zon, Japan; (litt. taal) een dag zal rijzen, aanbreken; aan de horizon opkomen, opdoemen: de toren rijst hoog tussen het groen; 3. in hoogte toenemen,...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Rijzen

van den Germ. wt. ris = loodrechte beweging, zoowel dalend als stijgend, doch 't meest 't laatste. De neergaande beweging vinden wij nog in het Hgd. freq. rieseln = neerdruppelen. — Afleidingen zijn: reis en reiziger (z. d. w.), en rijzig, letterlijk: omhoog gaande, bijv. een rijzige gestalte.