Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

rechtsgrond

betekenis & definitie

m. (-en), grond waaraan een rechtshandeling, een vordering, een conclusie, een wet haar rechtsgeldigheid ontleent.

Een rechtsgrond in het procesrecht is een aan het recht ontleende grond waarop een gepretendeerd vorderingsrecht, een verdediging, een vonnis of beschikking berust. In Nederland zijn de gronden van de beslissing in een vonnis in een burgerlijk geschil te onderscheiden in feitelijke gronden en rechtsgronden. Art. 48 WBv bepaalt dat de rechters bij hun beraadslagingen van ambtswege de rechtsgronden moeten aanvullen welke niet door de partijen mochten zijn aangevoerd. Dit betekent dat de rechter zelfstandig heeft na te gaan of op de door eiser als grondslag van zijn vordering gestelde feiten zodanige rechtsregels toepasselijk zijn dat daardoor de vordering wordt gerechtvaardigd. Tevens wordt uit de bepaling afgeleid, dat de rechter feitelijke gronden niet mag aanvullen. Niet alle rechtsgronden worden ambtshalve aangevuld. Bepaalde rechtsregels mogen alleen door de rechter worden toegepast als daarop door de belanghebbende partij een beroep is gedaan.

LITT. J.J.Vriesendorp, Ambtshalve aanvullen van rechtsgronden in het burgerlijk geding (1970).

In het Belg. procesrecht wordt het burgerlijk geding beheerst door de accusatoire procedure. Het geding komt voort uit de wil van de partijen. De eiser leidt het in op de rechtsgrond die hij heeft gekozen. Hij ziet ervan af, behalve bij uitzondering, zonder verlof van de rechter aan wie het overigens verboden is het voorwerp of de oorzaak van de vordering ambtshalve te wijzigen. Heeft de eiser zich vergist over de termen van de betwisting, dan mag de rechter de rechtsgronden niet aanvullen. Wel moet hij een vordering die niet strookt met de openbare orde of de goede zeden ambtshalve ontoelaatbaar verklaren en hij moet, zelfs als de partij ze niet inroept, het verval van recht of nietigheid vaststellen dat/die voortspruit uit de regels of de substantiële formaliteiten die er verband mee houden, b.v. de laattijdigheid van een hoger beroep.

Het BW en het Ger. Wbk. bevatten enkele voorschriften voor de rechter om een tekort aan bewijzen te trachten aan te vullen: opleggen van de eed, gerechtelijke plaatsopneming, deskundigenonderzoek, het overleggen van koophandelsboek, getuigenverhoor.