Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

rantsoenering

betekenis & definitie

v. (-en), (ook: distributie), het rantsoeneren.

Rantsoenering gebeurt in tijden van oorlogsgevaar of belemmerde aanvoer door het binden van de aanschafmogelijkheid aan van overheidswege verstrekte vergunningen of bonnen, veelal in samenhang met prijsbeheersing (prijszetting). Het doel van rantsoenering is te voorkomen dat bij een vrije werking van het prijsmechanisme schaarse goederen (in het bijzonder primaire levensbehoeften) bij de ongebreidelde prijsstijging, die anders het gevolg zou zijn van de confrontatie met overvloedige koopkracht, uitsluitend zouden toevallen aan degenen met de grootste koopkracht. Prijsbeheersing alleen garandeert niet dat het grootste deel der aanwezige goederen niet in handen komt van de meest kapitaalkrachtigen, de sterksten of de brutaalsten. Daarom gaat de overheid tot rantsoenering over, waarbij distributie plaatsvindt veeleer in overeenstemming met de mate van dringendheid der behoeften. De rantsoenering geschiedt overwegend door het verstrekken van bonkaarten, waarbij telkens door de overheid voor een bepaalde periode een bepaalde bon wordt aangewezen voor het verkrijgen van een zekere hoeveelheid van een bepaald goed tegen de vastgestelde prijs. In Nederland en België is deze rantsoenering tijdens beide wereldoorlogen ingevoerd.

In Nederland werd in 1939 de Distributiewet aangenomen, terwijl krachtens de Prijsopdrijvingsen Hamsterwet 1939 (Prijzenwet) het opdrijven van prijzen en het hamsteren van goederen kon worden tegengegaan. De uitvoering van de rantsoenering werd toevertrouwd aan een aantal rijksbureaus en het Centraal Distributiekantoor (CDK). Het eerst werd suiker gerantsoeneerd (okt. 1939); in 1944 waren alle nog verkrijgbare levensmiddelen ‘op de bon’. In 1948-49 werden de meeste rantsoeneringsmaatregelen opgeheven, terwijl het CDK in 1950 werd geliquideerd.

In België bestond sinds 1937 een Dienst voor Ravitaillering, waaruit in sept. 1939 een zelfstandig ministerie groeide. Voorraden werden aangelegd, terwijl de overheid optrad tegen prijsopdrijving en hamsteren. In mei 1940 kwamen de voornaamste voedingsmiddelen ‘op de bon’, naderhand gevolgd door bijna alle goederen. Met het vrijgeven van boter en rijst in jan. 1949 kwam er een einde aan deze rantsoenering.