Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

raak

betekenis & definitie

bn. en bw.,

1. het doel treffend of getroffen hebbend: (bij het spel) mis! neen, raak!, neen, ik heb je geraakt; die is raak; ieder schot was raak, ieder schot trof; raak of mis; raak!, als verkorting van dat is raak!; die klap was raak, gevoelig, deed zeer;
2. treffend, juist, scherp geformuleerd: die opmerking was raak, zeer ad rem: rake woorden; bw.: raak gezegd;
3. in de verb. maar raak, zonder dat men zich beperkingen oplegt, erop los: vraag nou maar raak, in het wilde weg.