Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

pasmunt

betekenis & definitie

v./m., onvolwaardige munt, die slechts wettig betaalmiddel is tot een beperkt bedrag.

Pasmunten mogen niet vrij worden aangemunt; de overheid zorgt voor de uitgifte ervan. Tot 1948 kende het Ned. muntstelsel de standaardmunt, pasmunt en tekenmunt. De tekenmunt (rijksdaalder, gulden, halve gulden), was wettig betaalmiddel tot ieder bedrag, de pasmunt (kwartje, dubbeltje, stuiver, halve stuiver, cent en halve cent) slechts tot een beperkt bedrag. Het onderscheid was van weinig belang, doordat niemand pasmunt boven een bepaald bedrag weigerde; de overheidsdiensten mochten dit zelfs niet. Bij de Muntwet 1948 is het verschil opgeheven en bestaat het muntstelsel uit slechts pasmunt.

In België behoren tot deze categorie (deelmunt genaamd) de muntstukken van BF10, 5 en 1, die resp, wettig betaalmiddel zijn tot een bedrag van BF500, 200 en 100; de muntstukken van 50 centimes (wettige betaalkracht tot BF20) en 25 centimes (wettig betaalmiddel tot BF10).

pasmunt. Maximum aantal munten dat men bij betalingen hoeft te aanvaarden munt aantal bedrag cent 1000 f 10,stuiver 200 f 10,— dubbeltje 250 f25,kwartje 100 f25,gulden 50 f50,rijksdaalder 20 f50,-

< >