Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

pas, van pas zijnde

betekenis & definitie

bn. en bw.,

1. van pas zijnde, juist zo groot als het zijn moet; thans m.n. als predik. bep. (met vw. niet aaneengeschreven): pas, van pas zijnde maken, pas, van pas zijnde slijpen; waterpas: die drempel is nog niet pas, van pas zijnde; dat hout staat pas.

< >