Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

pas, zoëven

betekenis & definitie

bw.,

1. juist, zoëven begonnen: jij die het leven pas nog begint; pas was de brief weg of daar kreeg hij bericht, nauwelijks ... of;
2. kort geleden, zoëven: tij is pas, zoëven aangekomen; ik heb pas, zoëven nog een brief van haar gekregen; ik heb hem pas nog gezien; zo -, zoëven; in verbinding met een verl. deelw.: het pas ontvangen geld;
3. nog niet lang, nauwelijks: ik heb het pasgedaan; ik ben pas klaar;
4. niet langer dan, niet meer dan, niet later, niet ouder dan: het is pas, zoëven tien uur; hij is pas vijftig; vandaar in toepassing op maat, afstand en hoeveelheid: het is pas, zoëven een begin;
5. niet eerder dan: hij staat om acht uur op; dan pas, nu pas, eerst dan, nu eerst;
6. in nog hogere mate: dat is pas hard werken!

< >