Duits componist, *10.7.1895 München. Orff studeerde aan de Akademie der Tonkunst te München.
Van 1915–19 was hij theaterdirigent. Daarna legde hij zich toe op het componeren en werd leerling van H.Kaminsky. Medebepalend voor zijn compositorische ontwikkeling waren zijn studie en bewerking van muziek uit de renaissance en de vroege barok, contact met nieuwe vormen van danskunst (R.von Laban, M.Wigman) en pedagogische activiteiten. In 1924 stichtte hij met de danseres D.Günther een school voor gymnastiek, dans en muziek, en ontwikkelde nieuwe muzikale onderwijstechnieken in de geest van E.Jaques-Dalcroze. In zijn muzikale onderwijsmethode voor kinderen, Das Schulwerk (1930–35; 2e dr. 1950–54), treedt (ritmische) improvisatie sterk naar voren. Samen met de pianobouwer K.Maendler bouwde Orff een speciaal en nog steeds gebruikt instrumentarium hiervoor.
Orff verwierf internationale bekendheid met zijn cantate Carmina Burana. Na deze cantate legde Orff zich vooral op theatrale muziekvormen toe. Zijn muzikale stijl, uitdrukking van het streven naar aanspreekbaarheid en een zo groot mogelijke versmelting van tekst, klank, beweging en beeld, wordt gekenmerkt door ongekunsteldheid en wortelt in de prioriteit van ritme en klankdynamiek.Werken (behalve de reeds vermelde): Der Mond (1938), Die Kluge (1942), Catulli Carmina (1942–43)m, Die Bernauerin (1945), Astutuli (1946–53), Antigonae (1947–49), Trionfo di Afrodite (1950–51), Oedipus der Tyrann (1957–59), Prometheus (1963–67), De temporum fine commedia (1973).
LITT. I.Kiekert, Die musikalische Form in den Werken C.Orffs (1957); U.Klement, Vom Wesen des Alten in den Bühnenwerken C.Orffs (1958); H.W.Schmidt (red.), C.Orff (1971); G.Orff, Die Orff-Musiktherapie (1974).