Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

opvangen

betekenis & definitie

(ving op, heeft opgevangen),

1. iets in zijn val, loop of vlucht vangen: een bal opgooien en weer opvangen; de verdere val tegenhouden van: de koorddanser viel maar werd in een net opgevangen; de slagen opvangen, beletten te treffen; het licht opvangen, ondervangen, beletten verder te gaan; een blik opvangen, waarnemen dat of hoe iemand kijkt (naar iets); de zeilen vingen het windje op; brieven opvangen, onderscheppen;
2. vangen, beetgrijpen: een paard in de weide opvangen;
3. met het gehoor tot zich nemen: iemands woorden opvangen;
4. met een instrument waarnemen: signalen een radiobericht opvangen;
5. (van personen) bij overgang in een nieuwe situatie tegemoetkomen en helpen zich aan te passen;
6. in zijn werking of gevolgen tenietdoen: deze verliespost kon worden opgevangen door hogere inkomsten uit anderen hoofde.