(helderde op, heeft en is opgehelderd),
I. (onoverg.) weer helder of helderder worden: de lucht heldert op, de wolken verminderen; (fig.) zijn gelaat helderde daarvan op, hij werd opgeruimder, keek vrolijker;
II. (overg.) toelichten, verduidelijken, verklaren: iets raadselachtigs ophelderen; een misverstand uit de weg ruimen.