Werkwoorden vervoegen
ophelderen
Tegenwoordige tijd ophelderen
Ik helder op
Jij heldert op
helder jij op?
U heldert op
Hij/Zij/Het heldert op
Wij helderen op
Jullie helderen op
Zij helderen op
Verleden tijd van ophelderen
Ik helderde op
Jij/U helderde op
Hij/Zij/Het helderde op
Wij helderden op
Jullie helderden op
Zij helderden op
Voltooid deelwoord van ophelderen
opgehelderd
Tegenwoordig deelwoord van ophelderen
ophelderend