Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

openbaring

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het openbaar maken, verkondiging, mededeling van iets dat nog niet bekend is; (m.n. in godsdienstige zin) elke wijze waarop het heilige of de Heilige zich aan de mensen vertoont: de goddelijke
2. het geopenbaarde; m.n. de door God geopenbaarde waarheden: wij weten uit de (zegsw.) dat was een openbaring voor mij, daardoor kreeg ik een geheel nieuw inzicht; het was geen -, niet zeer verrassend;
3. uiting, verschijningsvorm: openbaringen van aangeboren kunstzin.

GODSDIENSTGESCHIEDENIS

Wanneer het bij openbaring gaat om een activiteit van het heilige, dan spreekt men eerder van manifestatie, of van hiërofanie (M.Eliade), waarin het heilige zijn aanwezigheid of activiteit toont. Is er sprake van dé Heilige, een godheid, dan gaat het om de openbaring van het zijn, het wezen, het handelen, de wil of een mededeling van deze. Onder de vormen waarin openbaring ervaren of geïnterpreteerd wordt moeten genoemd worden: schepping, theofanie, incarnatie, inspiratie, goddelijk dictaat, wonder, visioen, bezetenheid, orakel en divinatie, bekering. Openbaring kan door de mens gezocht worden (orakel, divinatie, incubatie, sjamanisme), maar kan hem ook overvallen (m.n. bij de grote godsdienststichters). Openbaring kan innerlijk zijn: het Daimonion bij Sokrates, de ‘verlichting’ van Boeddha, mystieke ervaringen.

Openbaring speelt in elke godsdienst een rol en is veelal tevens de oorzaak van het ontstaan van de godsdienst. In een later stadium volgt dan doorgaans de schriftelijke fixatie in heilige boeken.

In jodendom, christendom en islam staat de openbaring van de Heilige centraal. Zij wordt verwoord in resp. tenach, Nieuwe Testament en koran, en zij wordt beslissend geacht voor heel het complex van godsdienstige opvattingen en gedragingen, voor geheel de beleving en houding. In het jodendom is openbaring: Jahwes handelen in de geschiedenis, zijn omgang met het volk Israël, zijn woord tot de profeten, m.n. Mozes. De Hebreeuwse bijbel vormt de neerslag achteraf van het handelen Gods. Volgens het christendom bereikte Gods zelfopenbaring het hoogtepunt in Jezus, in wiens menselijk bestaan God zelf een gelaat krijgt, dat naar de mensen toegekeerd is (Joh. 12,44-50).

Jezus is de centrale openbaring van God. Volgens de orthodoxe islam is de koran een getrouwe kopie van een hemels origineel, waarvan in de loop der geschiedenis gedeelten zijn neergedaald resp. op de profeten, Mozes, David, Jezus en tenslotte Mohammed. Het boek zelf is de eigenlijke openbaring van Allah. Naast de bijzondere openbaring kent vooral de rooms-katholieke traditie een natuurlijke of algemene openbaring van God in de wereldlijke werkelijkheid: de schepping die men aantreft verklaart zichzelf niet, maar verwijst naar de macht en de wijsheid van de Schepper (Rom.1,19-22). Binnen de reformatorische theologie gaat men op dit punt verschillende richtingen. K.Barth en zijn volgelingen ontkennen het openbaringskarakter van de wereldlijke werkelijkheid.

E.Brunner ziet er hoogstens ‘aanknopingspunten’ in voor de heilshistorische openbaring. Daarnaast zijn er steeds meer anderen die samenhang trachten te zien in beide vormen van openbaring, m.n. om een positieve beoordeling mogelijk te maken van andere godsdiensten dan jodendom en christendom (natuurlijke theologie).

LITT. W.James, Varieties of religious experience (1902; Ned. vert. Varianten van religieuze ervaring, 1963); T.P.van Baaren, Voorstellingen van openbaring phaenomenologisch beschouwd (1951); W. Pannenberg, Offenbarung als Geschichte (1956); J.H.Walgrave, Heil, geloof en openbaring (1968); P. Neuner, Religiöse Erfahrung undgeschichtl. Offenbarung (1977).