Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Mande (Manding)

betekenis & definitie

in Afrika een uitgebreide groep Soedannegervolken aan de bovenloop van de Niger, de Senegal en de Gambia en de streken ten zuiden daarvan. Reeds vroeg ondergingen de Mande cultureel en raciaal de invloed van non-negroïde volken (Toearegs, Berbers en Fulani).

Sommige Mandestammen (o.a. Kpelle, Gbande en Tonna) drongen vele eeuwen geleden zuidwaarts door tot in Guinea, waar zij samensmolten met de oude bewoners en van hun eigen cultuur vrijwel alleen de taal behielden. Tot de noordelijke groepen behoren de islamitische Malinke. De Mande vormen ook cultureel een conglomeraat van volken, die onderling sterk verschillen. Zij zijn landbouwers en het handwerk, o.a. houtsnijwerk en weefkunst, was bijzonder goed ontwikkeld (Bambara-houtsnijwerk). Voorzover de Mande-groepen niet zijn geïslamiseerd, spelen bij hun religieuze voorstellingen de vooroudergeesten een grote rol.

Daarnaast hebben zij zeer omvangrijke inwijdingsriten. De belangrijkste Mande-volken zijn, naast de reeds genoemde, de Sarakole, Soesoe, Djoela en Bambara. Hun totale aantal bedraagt ca. 6 mln.

< >