Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

macro-economie (makro-economie)

betekenis & definitie

v., onderdeel van de economie dat betrekking heeft op de werking van volkshuishoudingen of grote delen daarvan.

(e) In de macro-economie beschouwt men de betrekkingen tussen grote sectoren van de volkshuishouding d.w.z. groepen huishoudingen, zoals produktiehuishoudingen, consumptiehuishoudingen, financiële instellingen, de overheid, het buitenland. Men abstraheert derhalve van de economische beslissingen van afzonderlijke subjecten: deze worden bestudeerd in de →micro-economie. De term macro-economie werd waarschijnlijk voor het eerst gebruikt door R.Frisch (1933), maar de idee van macro-economische modellen is veel ouder. Van oudsher waren de geldtheorieën, kringlooptheorieën en de kwantiteitstheoriën overwegend macreconomisch van opzet. Het verband tussen nationaal inkomen, nationaal produkt en werkgelegenheid vormde echter tot de economische wereldcrisis een verwaarloosd probleemgebied. Pas door het hoofdwerk van de Brit J.M.Keynes, The General Theory of Employment, Interest and Money (1936) kwam de macro―economische theoretische modelconstructie voor de analyse van het economisch proces als geheel op de voorgrond. Keynes’ verdienste ligt mede ook in de eenvoud waarmede de macro-economische relaties werden uitgedrukt, waardoor de analyse van het gehele economische proces veel meer operationeel werd, m.n. doordat de vereenvoudigde samenhangen veelal vatbaar bleken voor statistische meting (→econometrie).

De gedachte van Keynes c.s. was dat de hoogte van het nationaal produkt (inkomen) en de werkgelegenheid afhangen van de effectieve vraag naar goederen (de vraag van gezinshuishoudingen naar consumptiegoederen, de voorgenomen investeringen, de vraag naar goederen van de overheid en van het buitenland). De situatie waarbij het nationaal inkomen juist zo hoog is dat de besteders hun wensen realiseren wordt inkomensevenwicht genoemd. Als de effectieve vraag van gezinnen en bedrijven enz. naar goederen afneemt, daalt het nationaal inkomen, bij toeneming stijgt het nationaal inkomen. Door de werking van de zgn. multiplier is de toeneming van het evenwichtsinkomen een veelvoud van de toeneming van de autonome bestedingen. Men spreekt anderzijds van bestedingsevenwicht bij een toestand waarin gedurende een bepaalde periode de effectieve vraag precies zo groot is, dat volledige werkgelegenheid bestaat. Overtreft de effectieve vraag in een bepaalde periode de produktiecapaciteit, dan spreekt men van overbesteding, en doen zich op de arbeidsmarkt verschijnselen van overspanning voor en is algemene prijsstijging (inflatie) mogelijk. Schiet daarentegen de effectieve vraag tekort ten opzichte van de produktiecapaciteit, dan is er sprake van onderbesteding of conjuncturele werkloosheid. Dit neemt niet weg dat de moderne economische situatie veelal gecompliceerder is; zo kan de stagflatie (voortdurende prijsstijging gepaard gaande met stagnatie in het bedrijfsleven) niet door de Keynesiaanse analyse worden verklaard. De macro-economische theorie heeft zich dan ook sedertdien belangrijk ontwikkeld.

De macro-economie spitst zich als economische theorie veelal toe op de vraagstukken van werkgelegenheid en groei. Stond bij Keynes c.s. de werkgelegenheid centraal, vanuit de Keynesiaanse theorie en ook vanuit de voor-Keynesiaanse zgn. klassieke theorie is de moderne groeitheorie opgebouwd, die evenwel nog weinig operationeel is. Macro-economische theorie is niet alleen noodzakelijk ter verklaring van de verschijnselen, maar ook als basis voor het te voeren overheidsbeleid. In Nederland wordt de beschrijving van de macro-economische inkomensvorming, -verdeling en -besteding ondernomen in de jaarlijkse Nationale Rekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De in de macro-economische theorie veelvuldig gehanteerde begrippen als nationaal inkomen, consumptie, investeringen, uitvoer en invoer e.d. krijgen in de Nationale Rekeningen een nauwkeurig omschreven inhoud, die deze grootheden voor meting vatbaar maakt. In de Macro-Economische Verkenning en het Centraal-Economisch Plan van het Centraal Planbureau staat de voorspelling van de ontwikkeling van de Ned. volkshuishouding centraal, mede in het licht van de te verwachten ontwikkelingen in het buitenland en het voorgenomen regeringsbeleid. Deze voorspellingen steunen op een econometrisch model, waarvan de uitkomsten worden aangevuld c.q. gecorrigeerd met de resultaten van meer kwalitatieve analyses. Een combinatie van beschrijving en besturing, m.n. met betrekking tot de monetaire ontwikkeling en het monetaire gedrag van de verschillende sectoren in de volkshuishouding treft men in het jaarverslag van De Ned. Bank. Tenslotte verschaft de miljoenennota niet alleen een overzicht van de toestand van ‘s rijks financiën, maar tevens een overzicht van de financieel-economische beleidsplannen, die in sterke mate bepalend zijn voor het verloop van het economisch proces.

In België worden jaarlijks de Nationale Rekeningen uitgewerkt door het Nationaal Instituut voor de Statistiek. De verwachte economische ontwikkeling vindt o.m. uitdrukking in de synthetische conjunctuurindicator van de Nationale Bank van België. Het Planbureau van zijn kant stelt vijfjarenplannen op, die regelmatig herzien worden in het licht van de reële toestand. In het Jaarverslag van de Nationale Bank van België vindt men een grondige belichting van de monetaire aspecten van de economische ontwikkeling. De financieel-economische beleidsplannen van de regering worden jaarlijks toegelicht in de Rijksmiddelenbegroting en de algemene toelichting van de staatsbegroting. [drs.J.G.Morreau] LITT. F.Machlup, Der Wettstreit zwischen Mikround Makrotheorien in der Nationalökonomie (1960); G.Ackley, Macro-econ. theory (1961); D.B.J.Schouten, Dynamische macro-economie (2dln. 1962); T.van der Klundert, Grondslagen van de econ. analyse (1968); A.Leijonhufvud, On Keynesian economics and the economics of Keynes (1968); W.H.Branson, Macroecon. theory and policy (1972); H.J.Klok en NJ.de Beer, Inl. tot de macro-econ. theorie (1973); P.Kennedy, Macro-economics (1975); H.A.Thoben, Exacte economie (2e dr. 1976); B.Compaijen en R.H. van Til, De Ned. economie, beschrijving, voorspelling en besturing (2e dr. 1978).