Ned. econoom, *9.8.1900 Haarlem, ♱25.12.1958. Koopmans was van 1939—54 hoogleraar staatshuishoudkunde aan de Ned.
Economische Hogeschool te Rotterdam en van 1954— 58 aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam. Zijn baanbrekend werk over de rol van het geld (1933) trok grote internationale aandacht en is de grondslag van de Ned. monetaire theorie, zoals die verder ontwikkeld is door M.W.Holtrop, C.Goedhart en G.A. Kessler, en van de vanaf 1953 in de jaarverslagen van de Ned. Bank toegepaste monetaire analyse. Hij formuleerde theoretische inzichten en ontleende daaraan richtlijnen voor het praktisch monetaire beleid. Bekend is ook zijn onderscheiding van verschillende vormen geleide economie (1943).
Werken: Zum Problem des ‘neutralen’ Geldes (in: F.A.Hayek, Beitr. zur Geldtheorie, 1933); Aard en functies van het geld in de geleide economie (1943); Welke maatregelen dienen hier te lande te worden voorbereid ter verhoging van het nationaal-economisch weerstandsvermogen enz. (1954); Rentevoet, monetair evenwicht en deblokkering (in: H.W.J. Bosman e.a., Monetaire opstellen I, 1965).
