Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

knik

betekenis & definitie

m.,

1. ben. voor taaie, onvruchtbare klei met veel ijzeroxide, die voor water weinig doordringba re lagen vormt (e)
2. kleine zalm van 1,54 kg.

(e) Knik wordt gekenmerkt door een zeer ongunsti ge →structuur; in droge perioden vormen zich brede krimpscheuren, die in vochtige tijden dichtzwellen. In deze toestand is de grond slecht doorlatend, waardoor wateroverlast kan optreden. In de knik gebieden wordt door middel van bolle akkers en begreppeling een oppervlakkige ontwatering be reikt. In droge perioden kan de vegetatie niet van het grondwater profiteren door een trage capillaire opstijging. Het bodemgebruik op knik is grasland, dat in vroeger jaren vooral in Friesland bemest werd met een mengsel van stalmest en →terpaarde. Voor bouwland is knik weinig geschikt. In Friesland wordt knik knipklei genoemd, in Noord-Holland pikklei.

< >