o. (-eren), algemene ben. voor zowel de rijmpjes en liedjes die voor kinderen worden geschreven en gezongen, als voor die welke zij zelf zingen of opzeggen.
(e) Bij de liederen die voor kinderen gezongen worden, onderscheidt men wiegeliedjes, die gezongen worden om het kind in slaap te wiegen (bakerrijm) en knieliedjes, die men zingt terwijl het kind op de knieën van de ouders zit. Veel gevarieerder is uiteraard de tweede groep, door kinderen gezongen liedjes, waarbij men o.a. aftelen raadselrijmen en allerlei spelliedjes en spelrijmen onderscheidt, b.v. bij het touwtjespringen of het pandverbeuren. Bijzonder groot is het aantal liedjes dat gezegd of gezongen wordt bij dansen balspelen. De meeste van deze komen in allerlei varianten in het gehele Ned. en dikwijls ook in het Duitse taalgebied voor. In verscheidene van deze liedjes en rijmen meende men sporen van oude rituele handelingen en mythologische overleveringen te herkennen (Wie zit er op de gouden toren). Een andere groep kinderliederen zijn verbonden aan bepaalde feesten en gebruiken: Driekoningen, Palmpasen, de pinksteroptocht, planten van de meiboom, ontsteken van het sintjansvuur, Sinterklaasviering.
De oudste kinderliedjes waren rijmpjes, liedjes en deuntjes van volwassenen, die door kinderen vaak verhaspeld waren overgenomen. De maakliedjes van na ca. 1750 danken hun ontstaan aan de nieuwere opvattingen over de opvoeding. Bekend was Hiëronymus van Alphen, wiens bundels gedichten voor kinderen (ca. 1780) lange tijd populair zijn gebleven en door velen zijn nagevolgd. In de 19e eeuw maakten vooral J.J.A.Goeverneur (Fabelen en gedichtjes voor kinderen, 1835, en J.P.Heye (Kinderliederen, 1844) naam; in het begin van de 20e eeuw: Catharina van Renes; thans: Annie Schmidt, Mies Bouwhuys e.a. Uitgaven van Ned. kinderliederen: J.van Vloten, Ned. bakeren kinderrijmen (1894); S.Abrahamsz., Onze kinderversjes van vroeger en nu (2 dln. 1909—15); S.Abrahamsz., Rijmpjes en versjes uit de oude doos (1910); S.M.Bouman van Tertholen, Oude kinderliedjes en spelletjes (2 dln. 1928); S.Troelstra-Bokma de Boer en J.Pollmann, Het spel van moeder en kind (1936); D.Kes, Jop Pollmann en Piet Tiggers, Kinderzang en kinderspel(2 dln. 1948); Vlaams: A.de Cock en Is.Teirlinck. Kinderspel en kinderlust in Zuid-Nederland (8 dln. 1902-08). ፡ LITT.
M.de Meyer, Het kinderlied in Vlaanderen (in: Dietsche Warande, 1923); L.J.Th.Wirth, Een eeuw kinderpoëzie 1778-1878 (1925); J.Schrijnen, Ned. volkskunde n (1933); A.v.Oorschot en G.v. Oorschot, tussen Keulen en Parijs (1970).