van boeren in Kennemerland en van de met hen verbonden Westfriezen en Waterlanders, die bijna geheel Holland ten noorden van het IJ omvatte. De opstand werd veroorzaakt door de tegenstellingen tussen de plattelanders en de groeiende economische macht van de steden, vooral van Haarlem.
Ondanks de steun van gravin →Jakoba van Beieren moesten de boeren het beleg van Haarlem opgeven en zich onderwerpen. Toen hertog Filips de Goede van Bourgondië op 24.7.1426 vonnis over hen velde, kwamen de Kennemers en de Westfriezen opnieuw in verzet, veroverden Monnikendam en Enkhuizen, maar werden voor Hoorn verpletterend verslagen waarmee de opstand ten einde was. De Kennemers en Westfriezen verloren alle rechten en privileges, moesten een zeer hoge boete betalen benevens een permanent jaarlijks haardgeld; Alkmaar verloor zijn stadsrecht en werd ontmanteld.