Zwitsers psychiater, *26.7.1875 Bazel, ♱6.6.1961 Küssnacht. Jung studeerde te Bazel, waar hij werd opgeleid door E.→Bleuler.
In 1935 werd hij hoogleraar te Zürich, in 1945 te Bazel. Jung ging uit van de psychoanalyse van S.→Freud. Hij werkte de methode van de vrije woordassociatie uit. De voornaamste toegang naar het onbewuste zag Jung echter (evenals Freud) in het droomleven, waarvan hij de interpretatie tot grote hoogte opvoerde. Daarbij verwijderde hij zich van de opvattingen van Freud; zo gebruikte Jung de term →libido voor de gehele psychische energie, waarvan de seksualiteit slechts een onderdeel vormt. Jung onderscheidde de persona (het masker) als de bewuste instelling naar buiten, en daar tegenover de onbewuste instelling naar binnen.
Deze laatste kan door de man (de anima), op de vrouw geprojecteerd worden, en door de vrouw (de animus) op de man, zodat men in zijn partner de verwerkelijking van zijn onbewuste en voordien niet gerealiseerde leven vindt. Een sterk ontwikkelde persona is eigen aan het extraverte type, een ontwikkelde anima (animus) bezit het introverte type. In extreme gevallen missen deze typen resp. het contact met het onbewuste en de juiste aanpassing aan de buitenwereld. Een door een dergelijke eenzijdigheid veroorzaakte spanning breekt tenslotte in een neurose los. Het onbewuste bestaat bij Jung uit een persoonlijk onbewuste, dat de ervaringen bevat die het individu in de loop van zijn leven heeft opgedaan, en een collectief onbewuste, waarin de ervaringen van het mensdom sinds de oertijd zijn verzameld. De toestand van het onbewuste komt in symbolische vorm spontaan tot uitdrukking in de droom, zoals door Freud ontdekt is. Doordat de symboliek van het collectief onbewuste in alle tijden en volken verwant of identiek is en daardoor, geobjectiveerd in uitingen van kunst, religie, mystiek enz., kan worden bestudeerd, is het mogelijk met aanvullende kennis van het actuele bewustzijnsleven van de patiënt, diens dromen te analyseren en te verklaren, en zodoende het onbewuste tot bewustzijn te brengen.Jungs systeem, door hem analytische psychologie genoemd, heeft buiten de theologie (mystiek) weinig weerklank gevonden. Zijn therapeutische techniek verschilt niet principieel met die van Freud. Zijn grote kennis van mystiek en religie heeft hij meer intuïtief dan gedisciplineerd getracht toe te passen op de psychiatrie en de psychologie. Mede door zijn persoonlijk optreden is Jung een controversiële figuur geworden. Werken: Diagnostische Associationsstudien (1906), Wandlungen und Symbole der Libido (1912), Die Psychologie der unbewussten Prozesse (1917), Psychol. Typen (1921), Die Beziehungen zwischen dem Ich und dem Unbewussten (1928), Psychologie und Religion (1940), Die Katastrophe (1946), Symbolik des Geistes (1948), Symbole der Wandlung (4e dr. 1952), Ein moderner Mythus (5e dr. 1958). [dr.H.Musaph] LITT.
E.Carp, De analytisch-psychol. behandelingsmethode volgens Jung (1948); J.van der Hoop, Nieuwe richtingen in de zielkunde (1948); J.Jacobi, Die Psychologie von C.G.Jung (1949; Eng. vert. met volledige bibl., 1962); E.Glover, Freud oder Jung (1956); A.Dry, The psych. of Jung (1961); Ch. Baudoin, L’oeuvre de Jung et la psych. complexe (1963); R.Helsdingen, Jung (1964); E.Bennet, What Jung really said (1966); W.Hochheimer, Die Psychotherapie van C.G.Jung (1966); A.Jaffé, Aus Leben und Werkstatt van C.G.Jung (1968); M.von Frantz, C.G.Jung. Sein Mythos in unserer Zeit (1972); B.Hannah, Jung, his life and work (1977); C.S.Hall en V.J.Nordby, De psych. van Jung (1977).