v. (g. mv.), (mijnbouw) werkwijze waarbij men na het verwijderen van de delfstof van een laag, de bovenliggende steenbedden (dak) in de ontstane ruimte laat instorten, tegenover vulbouw waar de ruimte met aangevoerd vreemd materiaal gevuld wordt.
(e) Door het instorten breekt het gesteente over een hoogte van ca. vijfmaal de dikte van de ontgonnen laag, in stukken van onregelmatige vorm. De uitzetting van dit materiaal volstaat om de lege ruimte op te vullen, en een steun aan de bovenliggende bedden te geven.
De benaming wordt ook gegeven aan winningsmethoden waarbij men het ertslichaam eerst door een rooster van galerijen en door uit de steen gehouwen trechters onderkeldert, en vervolgens het erts door de zwaartekracht of met behulp van springstoffen doet instorten. De gebroken massa wordt langs de trechters afgetrokken of afgetapt. Er komt natuurlijk een ogenblik dat brokken van het bovenof nevenliggende steriel gesteente zich bij het nuttig produkt komen mengen. Ertsverliezen en bevuiling zijn hierbij dus onvermijdelijk.