(kocht in, heeft ingekocht), (overg.)
1. (goederen) voor zich kopen;
2. (goederen, waren) kopen met het doel om die weer aan anderen te verkopen: hij heeft zijn waren te duur ingekocht;
3. op-, terugkopen: zijn huisraad werd verkocht, maar hij liet het zijn zwager voor hem —;
4. zich -, een zekere som betalen om ergens (in een genootschap, in een gesticht) opgenomen te worden;
5. een bepaalde tijd — voor pensioen, door storting van een som de bedoelde tijd doen meetellen als ambtstijd bij de bepaling van het aantal dienstjaren waarvoor pensioen uitgekeerd wordt.