[→Fr.] (informeerde, heeft geïnformeerd),
1. (overg.) onderrichten, kennisgeven van, inlichten;
2. (onoverg.) inlichtingen inwinnen, navraag doen (naar): informeer er eens naar; ik heb ernaar geïnformeerd; (met een bijzin) informeer eens waar je wezen moet;
3. (gew.) zich — naar, informeren naar, inlichtingen vragen over.