Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

impressionisme

betekenis & definitie

[→Lat. impressio, de kunst waarbij de persoonlijke, onmiddellijke indruk wordt weergegeven en niet alle objectief waarneembare onderdelen.

(E) FOTOGRAFIE. In de 20e eeuw ontstond in de fotografie een impressionistische stijl, waarin dezelfde beginselen als die in de schilderkunst worden aangehangen. Hierbij gaat het niet om de feitelijke registratie van de werkelijkheid, maar om het weergeven van een eerste zintuiglijke indruk op de fotografische plaat. Deze kan worden verwezenlijkt door allerlei af druktechnieken, maar ook door een beweeglijkheid in de hantering van de camera.

LITTERATUUR. In de litteratuur was het impressionisme deels een esthetische reactie op het grauwe, realistische karakter van veel naturalistisch werk. Niettemin bleef het litteraire impressionisme met het naturalisme verbonden, zowel door een zeker fatalisme en zedelijk relativisme als door het streven naar een exacte weergave van de realiteit. M.n. in de Ned. litteratuur is de grens tussen impressionisme en naturalisme vaak moeilijk te trekken. Het impressionisme was vaak niet meer dan een stijl waarvan bepaalde naturalisten zich bedienden. Kenmerkend voor het impressionisme is het schilderen in woorden, de weergave van stemmingen en natuurindrukken door middel van vele genuanceerde adjectieven en soms gewaagde woordcombinaties.

Zo spreekt L.van Deyssel van zilverend blauw, goudend rood, enz. Naast de roman Een liefde, waaruit deze voorbeelden genomen zijn, is Van Deyssels In de zwemschool een goed voorbeeld van impressionistische stijl. Ook andere Tachtigers en verwante auteurs hingen het impressionisme aan: F.van Eeden, H.Gorter en J. van Looy. In Vlaanderen waren vooral de prozaschrijvers H.Teirlinck en F.Toussaint van Boelaere de voornaamste vertegenwoordigers van het impressionisme. In Frankrijk waren de gebroeders De Goncourt de voornaamste schrijvers van het impressionisme. In Duitsland kwam het impressionisme vooral tot uiting in de lyriek: D. von Liliencron, A.Holz, M.Dauthendey, de jonge Hofmannsthal en de jonge Rilke.

Hoewel het litteraire impressionisme slechts een korte bloeitijd rond 1900 beleefde, heeft het door zijn taalvernieuwing grote invloed op de latere litteraire taal gehad.

LITT. L.Thon, Die Sprache des deutschen Impressionismus (1928); R.F.Lissens, Het impressionisme in de Vlaamse letterkunde (1934); R.Hamann en J. Herrmand, Impressionismus (1961). MUZIEK. Evenals in de impressionistische schilderkunst gaat het in de impressionistische muziek om een indrukskunst: een muziek die, in tegenstelling tot de 19e-eeuwse programmamuziek, geen gebeurtenissen wil beschrijven, maar de indruk van een object (b.v. een natuurverschijnsel) of van een toestand wil verklanken. Deze muziek is derhalve meer evocatief dan realistisch-descriptief, meer statisch dan dynamisch. Aan deze definitie voldoen o.a. bepaalde lyrische pianowerken van Schumann, Chopin en Liszt, die ook compositorisch wel verwantschap vertonen met het historische muzikale impressionisme.

Hoewel met het laatste doorgaans de Franse muziek tussen ca.1890-1920 in het algemeen wordt aangeduid, is het impressionisme nauwelijks een tijdsstijl te noemen. De muzikale criteria volgens welke muziek impressionistisch heet, zijn bijna zonder uitzondering aan de composities van y-Debussy ontleend. Tot die criteria behoren het gebruik van andere toonreeksen dan de groteen kleine-tertstoonladder (b.v. modale, pentatonische en heletoonstoonladders), een hierop gebaseerde, niet functioneel-tonale harmonie, een uit zijn metrisch keurslijf bevrijd melos en ritme en een vrije, niet op klassieke en romantische ontwikkelingsprincipes gebaseerde vormtaal. Op grond van een definitie van het impressionisme als een verzameling muzikale technieken (parallelle akkoorden, coloristische instrumentatie enz.) kunnen ook composities van o.a. Cyril Scott, Holst, Delius, Schreker, Strawinsky, Ravel en Dukas impressionistisch genoemd worden. Hoe problematisch begrippen als impressionisme en ⟶expressionisme in de muziek zijn, blijkt uit het feit dat Debussy, m.n. als componist van La mer,door een van zijn vroegste biografen, László Fábián, als een vertegenwoordiger van het expressionisme werd beschouwd.

LITT. H.Schulz, Musikalischer Impressionismus und impressionistischer Klavierstil (1938); J.Rewald, The history of impressionism (1946); E.Kroher, Impressionismus in der Musik (1957). SCHILDERKUNST. Het impressionisme was een stroming in de schilderkunst die na 1860 opkwam in Frankrijk als reactie op het classicisme. Het impressionisme wilde de werkelijkheid weergeven als persoonlijke indruk, en wel op het ogenblik dat de indruk op de zintuigen van de kunstenaar inwerkt. In impressionistische schilderijen zijn de kleuren het belangrijkst, de vormgeving is van minder belang. Toen Monet een havengezicht, getiteld Soleil levant: Impression naar een tentoonstelling inzond, ontstond al spoedig de naam impressionistes voor hem en de schilders die in een stijl werkten die aan de zijne verwant was.

De impressionisten vormden geen echte groep, zij verschilden in opvatting en techniek. Er wordt wel een onderscheid gemaakt tussen naturalistisch impressionisme, waarbij zoveel mogelijk de directe zintuiglijke indruk wordt weergegeven, en psychologisch impressionisme, waarbij de stemming van de schilder een belangrijk element is. Voor elk impressionistisch werk is de beweeglijkheid kenmerkend, vooral in de wijze waarop de kleuren in vaak grove streken zijn opgebracht. De vormgeving van impressionistisch werk komt

m.n. in de tekenkunst duidelijk tot uiting; hierin komt door het ontbreken van kleur de essentie van de zintuiglijke indruk naar voren.

Het impressionisme is een reactie geweest op het academische in de schilderkunst, waarbij, min of meer statisch, de val van het licht en de atmosfeer belangrijk waren. De impressionisten werkten in de buitenlucht (in navolging van de School van Barbizon) en schilderden hetzelfde onderwerp vaak vanuit verschillende gezichtspunten, op verschillende momenten van de dag en onder zich wijzigende weersomstandigheden (b.v. de kathedraal van Rouen door Monet). De impressionistische stijl werd mede beïnvloed door een tentoonstelling van Japanse schilderkunst (Parijs, 1867). Émile Zola schreef in l’oeuvre over de beginselen van de impressionistische kunst en er kwam een hele generatie van impressionistische schilders op: C.Monet, E.Manet, A.Renoir, E.Degas, C.Pissarro, P. Cézanne en B.Morisot in Frankrijk; M.Liebermann, M.Slevogt en L.Corinth in Duitsland; ca. 1900 de ⟶Amsterdamse School en de ⟶Haagse School in Nederland; in België de groep Les⟶Vingt; J.A.Whistler in Groot-Brittannië.

De natuurwetenschappen ontdekten de samengesteldheid van kleuren. Hierdoor kwamen sommige impressionisten ertoe hun kleuren in de primaire tinten van het prisma en naast elkaar aan te brengen. De toeschouwer moest dan zelf de kleuren weer combineren. Seurat en Pissarro kwamen tot het ⟶pointillisme en de neo-impressionisten (P. Signac, M.Luce, T.van Rysselberghe en C.Toorop) bouwden hun schilderijen op uit kleurvlakken. LITT. J.Rewald, The history of impressionism (1946); J.Lethève, Impressionistes et symbolistes devant la presse (1959); F.Mathey, The world of the impressionists (1961); M.Sérullaz, French impressionists (1963); P.Pool, Impressionism (1967); K.S.Champa, Studies in early impressionism (1973);

Keller, Die Kunst der französischen Impressionisten (1975); K.Roberts, The impressionists and postimpressionists (1975).

< >