(hooide, heeft gehooid),
I. (onoverg.) 1. hooi winnen, het gemaaide gras omschudden, op stapels zetten en binnenhalen (e); de boer is aan het men moet als de zon schijnt, van de gunstige gelegenheid gebruik maken; 2. ergens mee —, het overhoop halen, erin rommelen; ook: zijn waren tot de lage prijs verkopen, kladden;
II. (overg.) 1. een stuk land —, er hooi van winnen; 2. (onpers.) het hooit vandaag goed, het weer is geschikt om het hooi te doen drogen