Oostenrijks dichter, *1. 2.1874 Wenen, ♱15.7.1929 Rodaun (bij Wenen). Von Hofmannsthal studeerde rechten en filosofie, maakte reizen naar Frankrijk en Italië en behoorde een tijdlang tot de kring van Stefan →George.
Hij was een zuiver representant van de neoromantische stroming, sterk beïnvloed door de beeldende kunst, en een vijand van de vormeloosheid van het naturalisme . Ook was hij een estheet en een aanhanger van de 1art pour-larttheorie. Zijn stijl is beheerst en ingetogen. Von Hofmannsthal schreef eerst lyriek en lyrische dramas, waarin volledige harmonie met zijn omgeving heerst. Na 1900 veranderde echter zijn wereldbeeld en daarmee ook zijn werk. Van belang was de samenwerking met de componist Richard Strauss, voor wie Von Hofmannsthal enige libretti schreef. Hij was ook een uitstekend essayist.
Werken: poëzie: Ausgewählte Gedichte (1903), Gesammelte Gedichte (1907); toneel: Gestern (1892), Der Tod des Tizian (1893), Der Tor und der Tod (1893), Der Kaiser und die Hexe (1897), Die Frau im Fenster (1899), Elektra (1903), Das gerettete Venedig (1905), Ödipus der König (1907; naar Sofokles), Alkestis (1911; naar Euripides), Jedermann (1912; naar de middeleeuwse moraliteit, Ned. Elckerlijc); essays: Die Prosa des jungen H.v.Hofmannsthal (1930), Die Berührung der Sphären (1931), Nachlese der Gedichte (1934). Uitgave: Sämtliche Werke (38 dln. 1976). LITT. W.Volke, H.von Hofmannsthal (1967), P. C.Kern, Zur Gedankenwelt der späten Hofmannsthal (1969); H.Weber, H.von HofmannsthalBibliografie (1972); M.Klein, H.von Hofmannsthal (1973).