Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hoef

betekenis & definitie

m. (hoeven),

1. het hoornachtige omhulsel (hoornschoen) aan het einde van de voet dat voorkomt bij de orde van dieren, waartoe o.a. paard, ezel en zebra behoren: gespleten en ongespleten hoeven; een platte, een weke —; m.n. de hoornschoen van het paard: het paard sloeg met de hoeven op de grond; (metonymisch) hoefslag: een ver verwijderd geluid van hoeven;
2. hoefijzer; hoefmagneet;
3. ben. van het hoefblad.

< >