Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

heipaal

betekenis & definitie

m. (-palen), paal bestemd om in de grond geheid te worden; funderingspaal.

(e) Een heipaal wordt in de grond geslagen (→heitoestel) tot hij voldoende weerstand ondervindt op een draagkrachtige laag. De diepte van deze laag kan door sonderen worden vastgesteld. Al eeuwen geleden bouwde men in Nederland op houten palen, veelal op kleef, d.w.z. dat de punt van de paal niet op de vaste zandgrond rust, maar dat de paal als het ware aan de omringende grond kleeft. Het bezwaar van houten heipalen is hun geringe draagvermogen (ca. 10 tf = 100 kN) en dat zij altijd onder het grondwater moeten blijven. Daartoe worden zij wel voorzien van een →betonopzetter. Tegenwoordig worden meestal →betonpalen toegepast.

Houten (grenen, dennen en vooral vurenhouten) heipalen worden veelal gebruikt met schors. De lengtes variëren naar de omstandigheden waarin wordt gewerkt van 6-22 m; de middellijn gemeten op 1 m van het dikke eind en onder de bast, van 2040 cm. Lange heipalen worden vrijwel allemaal ingevoerd.

< >