Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Hebreeën

betekenis & definitie

in het OT naam voor de Israëlieten, vooral door of ten overstaan van niet-Israëlieten gebruikt (Gen.39,14 en 17; 40; 15). Afgeleid van Abrahams voorvader Heber, omvat het begrip Hebreeën ook de Edomieten en Moabieten.

Soms wordt de naam verklaard, als afleiding van het Hebreeuwse eber, overkant: afkomstig van de andere zijde van de Eufraat of van de Jordaan. Misschien mogen de Hebreeën geïdentificeerd worden met een deel van de →Apiroe, die in de 13e eeuw v.C., toen de Israëlieten uit Egypte trokken, in Egyptische teksten voorkomen als mensen die stenen aanslepen voor de grote vesting van de stad Raarnses; de Apiroe zijn hier niet een volk, maar een sociale klasse: vreemdelingen die slavendienst verrichten. Ook worden de Hebreeën wel in verband gebracht met de Chapiroe uit de Amarnabrieven (→Amarna). Overal zijn het zwervende groepen die als rovers leven of dienst nemen als huursoldaten of slaven (vgl. Ex.21,2; Det.15,12; Jer.34,9 en 14). LITT. J.Bottéro, Le problème des Habiru (1954); M.Greenberg, The Habpiru (1955) ;N.A.van Uchelen, Abraham de Hebreeër (1964).

< >