Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

handelsimperium

betekenis & definitie

o. (-ria, -s), een geografisch en etnisch gedifferentieerd gebied, waarin de handel duidelijk door één bevolkingsgroep wordt beheerst. (e) De duidelijkste en verst doorgevoerde vorm van een handelsimperium is het koloniale stelsel, waarbij politiek en economisch overwicht samengaan en elkaar ondersteunen. Dit samengaan is echter geen noodzakelijke bestaansvoorwaarde voor een handelsimperium.

Evenmin mag de economische expansie van het Westen geïdentificeerd worden met het koloniale stelsel. Handelsimperia bestonden ook zonder koloniale verhoudingen. De verbreking van de politieke afhankelijkheidsrelatie in de →dekolonisatie betekende geenszins een algehele liquidatie van de bestaande economische betrekkingen. In de Europese geschiedenis springen vijf handelsimperia naar voren, die niet in eerste instantie hun grondslag vonden in koloniale macht: het handelsimperium van Fenicië in de oudheid in het gebied van de Middellandse Zee; de handelsimperia van Italianen en moslims in de middeleeuwen in hetzelfde gebied; de positie van de Ned. Republiek in de 17e eeuw; het Engelse handelsimperium in de periode 1815-1914; het westerse handelsimperium na de Tweede Wereldoorlog, waarbij de VS, Engeland en de landen van het Europese continent, ondanks de macht van Japan, domineerdenN De Ned. Republiek kon haar bemiddelende functie vervullen door haar strategische ligging tussen Noorden Zuid-Europa.

Bovendien vormde de Amsterdamse markt een geschikte plaats voor opslag en financiering van koloniale goederen. Het onregelmatige karakter van het betalingsverkeer en de geringe reikwijdte van de schepen maakten een generale markt in het centrum van de toenmalige wereldhandel noodzakelijk. De Republiek was bovendien bereid Antwerpse kooplieden en Portugese joden op te nemen. Aan deze Ned. suprematie kwam een einde toen langere routes minder bezwaarlijk werden voor de schepen, en vooral doordat Frankrijk en Engeland met behulp van op autarkie gerichte wetgeving (→colbertisme, →mercantilisme) de eigen handel gingen bevorderen. Ca. 1780 begon het Britse mercantilisme te veranderen. De superieure positie van de Engelse kooplieden, de overheersende rol van de Londense markt, de sterke nadruk op koloniale artikelen en het monopolie voor de eigen scheepvaart brokkelden af.

De Noordamerikaanse onderdanen maakten zich onafhankelijk. Britse planters in West-Indië sloten (waar dat voordelig bleek) transacties met Franse en Noordamerikaanse kooplieden. De Londense kooplieden kregen bovendien te maken met jonge ondernemers die naar afzetgebieden zochten voor de textielen ijzerindustrie, en daarbij geen voorkeur hadden voor de Britse overzeese bezittingen. In de 19e eeuw werden vooral Latijns-Amerika, Japan, en China gezochte handelspartners. Deze ontwikkeling kwam tot uiting in een andere handelspolitiek: nog vóór 1780 werden verschillende havens in het Caribische Zeegebied opengesteld voor schepen van alle nationaliteiten, de zgn. vrijhavenpolitiek. Na 1825 begon de Board of Trade onder leiding van minister Huskisson faciliteiten te ontwerpen voor die naties die bereid waren gelijksoortige concessies te verlenen aan Engelse schepen.

In 1833 kwam er een einde aan het monopolie voor de handel op Azië, waarover de East India Company beschikte. Engelse kooplieden (later gevolgd door banken en bedrijven) konden zich vrij gaan vestigen. Al spoedig werd getracht grotere faciliteiten te verwerven in China en Japan, hetgeen tussen 1842 en 1860 gelukte. De intrekking van de navigatiewetten in 1849 leidde de definitieve ommezwaai in van koloniaal imperium naar handelsimperium. In deze strikte opzet zou het Britse handelsimperium slechts gelden tot het eind van de 19e eeuw, toen het door verhevigde concurrentie van Duitsland, de VS en Frankrijk plaats moest maken voor meer beperkte handelsstructuren. De handelsomzet van Groot-Brittannië maakte in de periode 184275 een zeer sterke groei door.

Op basis van oude koloniale steunpunten en met behulp van nieuwe nederzettingen als Singapore en Hongkong en vestigingen in Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland en Canada slaagden de Britten er in een superieure positie in te nemen. Zij hadden bovendien tot 1875 voor de verovering van de Latijns-Amerikaanse en Aziatische markt een voorsprong op de traagindustrialiserende concurrenten en Frankrijk en Duitsland en op de zich tot uitbreiding van de eigen binnenlandse markt bepalende VS. Na 1875 ging deze voorsprong geleidelijk verloren en na 1914 verkeerde zij in het tegendeel.Het handelsimperium werd gevoed door grote kapitaalsexporten, m.n. naar de nieuwe blanke nederzettingen, Latijns-Amerika, de VS en India. De groei werd bespoedigd door verbetering van de verbindingen: stoomschepen, betrouwbaarder navigatiemiddelen, draadloze telegrafie. Na 1880 werden de Atlantische centra steeds meer concurrenten van elkaar in hun exploitatie van de rijkdommen in de rest van de wereld, terwijl na 1914 de verslechtering van de ruilvoet zich begon af te tekenen tussen westerse en niet-westerse gebieden. Het handelsimperium dat na de Tweede Wereldoorlog onder Amerikaanse leiding door het Westen werd opgebouwd, roept dan ook meer spanningen op dan dat ten tijde van Engelands heerschappij over de wereldzeeën. LITT. J.B.Condliffe, The commerce of nations (1951); F.Armytage, The free port system, 17661822 (1953); A.H.Imlah, Econ. elements in the Pax Britannica (1958); D.C.Platt, Finance, trade and politics in British foreign policy (1968).