Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

grutto

betekenis & definitie

v./m. (-s), geslacht van snipachtige vogels.

(e) De grutto, Limosa, behoort tot de →snipachtigen, en is met vier soorten vertegenwoordigd in Eurazië en Noord-Amerika. Gruttos hebben een lange, rechte of weinig naar boven gebogen snavel, aan de punt week en buigzaam. De poten zijn hoog, de tenen slank, de vleugels tamelijk lang en spits. In Nederland is de grutto, L. limosa, een veel voorkomende, in België een weinig voorkomende broedvogel (eind februari tot in oktober). Hij komt voor van Westen Midden-Europa, Zuid-Rusland en Siberië tot Kamtsjatka en voedt zich met allerlei kleine dieren. De rosse grutto, L. lapponica, is iets kleiner en staat wat lager op de poten. In Nederland en België aan de kust algemeen in de beide trektijden; ook ’s winters; overzomert in grote aantallen voornamelijk op de Wadden, in België zeldzaam. LITT. H.Lind, Studies on the behaviour of the black-tailed godwit (1961); F.Haverschmidt, The black-tailed godwit (1963); T.Mulder, De grutto in Nederland (1972).