Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

groeitheorie

betekenis & definitie

v. (-ën), economische theorie waarin de factoren worden besproken en samengevat die de economische groei bepalen.

(e) In ruime zin behoren tot de groeitheorie alle factoren die de economische ontwikkeling beheersen. Dan kan men onderscheiden de vraagen aanbodfactoren. De vraagfactoren hebben betrekking op de bestedingen van de overheid, het buitenland, de consumenten en de produkten. De aanbodfactoren bepalen de economische capaciteiten. In engere zin beperkt de groeitheorie zich tot de aanbodfactoren. Deze aanbodfactoren zijn de produktiefactoren natuur, arbeid en kapitaal, de mate van arbeidsverdeling en de technische ontwikkeling.

Klassieke economen zoals A.Smith, D.Ricardo en Malthus hielden zich al intensief met de groei bezig. Men was in het algemeen pessimistisch over de afloop van het economische proces; men voorzag stagnatie vooral onder invloed van de bevolkingsgroei. K.Marx dacht daar iets anders over. Hij schonk aanzienlijk meer aandacht aan de technische ontwikkeling. In de eerste helft van de 20e eeuw is de belangstelling voor de groeitheorie geluwd onder invloed van de prijstheorie en de theorie van Keynes. Met het verworven inzicht in de conjunctuurbeweging is later echter ook de groeitheorie weer in ogenschouw genomen.

Na de Tweede Wereldoorlog is zelfs van een stormachtige ontwikkeling van de groeitheorie sprake. Globaal gesproken kan men twee typen →groeimodellen onderscheiden, nl. de neo-klassieke en de keynesiaanse. De neo-klassieke modellen gaan uit van een soepele werking van het prijsmechanisme, een zekere mate van substitutie tussen de produktiefactoren en betrekkelijke snelle aanpassingen na evenwichtsverstoringen. De keynesiaanse groeimodellen baseren zich meer op een zekere starheid in het produktieproces, een minder flexibel prijsmechanisme en tijdrovende aanpassingen. Beide typen groeimodellen hebben eerst vooral aandacht geschonken aan kapitaalaccumulatie en bevolkingsgroei, maar de technische ontwikkeling is hoofdschotel van de groeitheorie geworden.

LITT. J.R.Hicks, Capital and growth (1965); E.Burmeister en R.A.Dobell, Mathem. theories of econ. growth (1970); A.Heertje, Economie en technische ontw. (1973).

< >