Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

grafheuvel

betekenis & definitie

m. (-s), (hist.) uit plaggen en/of stenen opgeworpen, meestal ronde hoogte om een graf te markeren.

(e) Een grafheuvel (Lat. tumulus) is niet zelden omgeven door houtconstructies of greppels. De grootte varieert zeer (hoogte 0,30 m—13 m). Grafheuvels werden opgeworpen in Europa, Azië en NoordAmerika. Datering: eind neolithicum tot ca. 10e eeuw n.C.

In België bevinden zich talrijke grafheuvels uit de Romeinse periode. De meest kenmerkende liggen op de lössrijke landbouwgronden van Haspengouw, Condroz, Brabant en Limburg, de streken waar ook de resten van grote Romeinse villa’s werden teruggevonden. Sommige zijn tot 10 m hoog met een diameter van ca. 40 m. In een stenen of houten grafkamer werden veelal kostbare goederen bijgezet, waaronder voorwerpen geïmporteerd uit het Middellandse-Zeegebied. Het betreft steeds individuele graven.

litt. M.Amand, De Gallo-Romeinse tumuli (in: Archaeologium Belgii Speculum II, 1969).

< >