Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Godfried

betekenis & definitie

[➝Oudhd. Got, God, fridu, vrede, bescherming], mannennaam, door vele vorstelijke personen gedragen.

BRABANT Godfried I met de Baard, hertog van Brabant (1095— 1139), graaf van Leuven, ♱25.1.1139. Godfried werd in 1106 beleend met Neder-Lotharingen, dat echter in 1101 reeds was toegekend aan Hendrik I van Limburg, waardoor een grote vete ontstond tussen de huizen van Limburg en Leuven. Hoewel Godfried in 1128 door koning Lotharius werd afgezet ten gunste van Limburg en hij een nederlaag leed te Duras (1129), bleef hij zich als hertog handhaven. Bovendien behield hij het markgraafschap Antwerpen, dat vanouds verbonden was geweest met Neder-Lotharingen. Sindsdien bleef Antwerpen met Brabant verbonden. In de Investituurstrijd steunde hij uit eigenbelang de keizer. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Godfried II.

Godfried van Leuven, ➝Godfried I.

Godfried III, hertog van Brabant (1142-90), *ca. 1130, ♱21.8.1190, zoon van Godfried III. Ondanks zijn minderjarigheid bij de regeringsaanvaarding kon Godfried zich handhaven en wist zelfs het hertogdom te vergroten door verwerving van Grimbergen, Diest en Aarschot. Hij kocht in 1189 het graafschap Duras en kon door zijn huwelijk met Margareta van Limburg (1155) de vete tussen het Limburgse en het Leuvense huis beëindigen. Hij bevorderde handel en stadsontwikkeling.

LOTHARINGEN Godfried I van Verdun, hertog van Lotharingen (1012-23), ♱1023; zoon van graaf Godfried van Verdun. Godfried I bestreed in dienst van keizer Hendrik II de naar zelfstandigheid strevende heren, m.n. Lambert I van Leuven en Dirk III van Holland.

Godfried II met de Baard, hertog van Neder-Lotharingen (1044—69), ♱24.12.1069. Godfried volgde in 1044 zijn vader Gothelo i alleen in Opper-Lotharingen op, en poogde tevergeefs, met steun van verschillende machthebbers, ook Neder-Lotharingen op zijn broer Gothelo II te veroveren. Daarin slaagde hij pas na de dood van diens opvolger Frederik van Luxemburg (1065).

Godfried III met de Bult, hertog van Neder-Lotharingen (1069—76), *ca.l045, ♱(verm.) 26.2.1076 Vlaardingen; zoon van Godfried II met de Baard. Hij huwde ca. 1070 Mathilde van Toscane, die in de Investituurstrijd de paus steunde, terwijl Godfried keizer Hendrik IV steunde. Wegens zijn steun aan bisschop Willem I van Utrecht in diens strijd tegen Holland en Vlaanderen, werd hij op last van de graaf van Holland of van die van Vlaanderen vermoord.

Godfried IV van Bouillon, hertog van Neder-Lotharingen (1089-1100), koning van Jeruzalem (10991100), *ca.l061 Baizy bij Genappe, ♱ 18.7.1100 Jeruzalem; zoon van Eustatius van Boulogne en Ida, dochter van Godfried II met de Baard. Godfried IV werd geadopteerd door Godfried III met de Bult en aangewezen als erfgenaam. Hij erfde echter alleen het graafschap Bouillon met het markgraafschap Antwerpen en Verdun. Door strijd wist hij zijn erfgoederen te behouden en voor zijn steun aan de keizer tijdens de Investituurstrijd kreeg hij in 1089 de titel hertog van Neder-Lotharingen. Godfried trad op als belangrijk leider in de eerste kruistocht van de ridders uit het Rijn-, Maasen Scheldegebied. Deze groep bereikte Konstantinopel in dec.1096, waar Godfried keizer Alexios leenhulde bracht.

Godfried heroverde Nicea voor Alexios en nam in juni 1098 Antiochië in. Op 15. 7.1099 betrad Godfried als eerste kruisridder Jeruzalem. Hier werd hij tot koning gekozen. Hij nam echter de titel aan van Beschermer van het Heilig Graf. Aangezien vele ridders spoedig weer wegtrokken en Godfried de patriarch van Jeruzalem als leenheer aanvaardde, taande zijn gezag spoedig. Hij stierf in 1100 aan de pest. litt. J.C.Anderssohn, The ancestry and life of Godfrey of Bouillon (1947); C.D.J.Brandt, Kruisvaarders naar Jeruzalem (1950).

Godfried de Noorman (ook: de Zeekoning), Noormannenleider, ♱(verm.) 885 Herispich; wellicht een neef van Rorik, de Deense heerser in Friesland (tca.880). Godfried was ca.880 een der aanvoerders van verscheidene tochten van de Noormannen. Hij werd in 882 gedoopt, huwde Gisela, dochter van keizer Lotharius ii, en werd door keizer Karel lil de Dikke met Friesland beleend. Daar hij onbetrouwbaar bleek en mogelijk een verovering van geheel Lotharingen voorbereidde, werd hij bij een bespreking met gevolmachtigden van de keizer te Herispich in de Betuwe vermoord. De Deense heerschappij over Friesland stortte ineen. litt. I.H.Gosses, Deense heerschappijen in Friesland gedurende den Noormannentijd (in: Verspr. Geschr., 1946).

Godfried van Hoei (Godefroid de Claire, Godefroid van Hoei), Zuidned. edelsmid en emailleur, werkzaam midden 12e eeuw te Hoei. Godfried van Hoei was een navolger van ➝Renier van Hoei. Aan Godfried van Hoei werd voorheen ten onrechte het grootste aandeel toegeschreven in de vervaardiging van de Waalse en Rijnlandse goudsmeedwerken van die tijd. Wel kan worden aangenomen dat hij de leider was van de Lotharingse edelsmeden die tussen 1144 -47 werkzaam waren in Saint-Denis te Parijs. Van zijn hand zijn vermoedelijk de hoofdreliekhouder van paus Alexander (1145; Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel), hetRemaclusretabel en de schrijnen voor de HH. Mangold en Domitianus (Onze-Lieve-Vrouwkerk, Hoei). litt. S.Collon-Gevaert, Hist. des arts du métal en Belgique (1951).

< >