v./m., de spijs van de Olympische góden, het ambrozijn; (fig.) dat is (een) —, dat smaakt overheerlijk.
(e) Godenspijs kan elk voedsel zijn dat men de goden aanbiedt; in meer specifieke zin was het de ➝ambrosia bij de Grieken, de honing bij de Indiërs en paardevlees bij de Germanen.