Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

glijden

betekenis & definitie

(gleed, heeft en is gegleden),

1. zich langs een oppervlakte gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen: de slee gleed over het ijs; zij liet het goed vlug door haar vingers de boot gleed over

het water; voortschuiven, m.n. over ijs of sneeuw: de jongens hebben na schooltijd nog een kwartiertje gegleden; door te weinig wrijving uitschieten, glippen: zet de ladder niet zo schuin, anders gaat hij -;

2.(oneig.) zich licht, vlug voortbewegen, over iets heen zweven enz.: door het leven —, gemakkelijk, onbezorgd of zorgeloos door het leven gaan; zijn blik gleed van het een naar het ander;
3. langs een helling naar beneden schuiven, afzakken door eigen gewicht, bij gebrek aan een steunpunt: van de stoel op de grond -; de mantel gleed van haar schouders; die spijzen (of dranken) naar binnen, worden gemakkelijk doorgeslikt; hij liet het geld in zijn zak —; laat u maar langs het touw naar beneden -;
4. ontsnappen, ontschieten: het geld glijdt mij door de vingers, ongemerkt wordt het uitgegeven; het boek was uit haar hand gegleden, zij had het onwillekeurig losgelaten en laten vallen; iets laten -, het laten glippen, laten schieten.