Wat is de betekenis van Glijden?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

glijden

1) (2008) (Amsterdam) (stud.) flirten. Gesignaleerd door Henk Spaan in Onze Taal, april 2008. • Gaan jullie nou maar. Ik vermaak me wel. Ik heb geen zin om de hele dag naar dat geglij van jou en Naïma te gaan zitten kijken. Jullie vinden elkaar zo geweldig, en ik hang er de hele dag maar een beetje bij. (Vrank Post: Kapot. 200...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

glijden

glijden - Werkwoord 1. ergatief met geringe wrijving gericht voortschuiven Ze waren op hun sleetje van het talud gegleden. 2. (inerg) op een glijbaan spelen Hij heeft maar een klein stukje gegleden. Verwante begrippen glibberen, glippen...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

glijden

glijden - onregelmatig werkwoord uitspraak: glij-den 1. bijna vanzelf vooruitschuiven over een glad oppervlak ♢ hij glijdt van de trapleuning naar beneden Onregelmatig werkwoord: glij-den ik glijd ...

2024-04-25
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Glijden

Het glijden wijst erop dat men op het slechte pad zou kunnen raken. Mogelijkerwijs kan men niet meer lang standhouden in een bepaalde situatie, maar het kan ook zijn dat men onvoldoende karaktervast is.

2024-04-25
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

glijden

zie slingerschijt. gloeiend In vele vloeken keert dit bijvoeglijk naamwoord terug, o.a. in: God gloeiende; gloeiende, gloeiende gort met stroop; gloeiende gloeiende koffiebonen; gloeiende godver; gloeiende godverdomme; gloeiende pooh en gloeiende gloeiende sodeju. Gloeiend wordt zelf weer vaak geintensifieerd door God...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Glijden

v., glide, glydzje, g l i e d, g l i d e n; sluorkje, sljurkje, sluerkje, glier(j)e, sliere, skûlje, skuil(j)e, skuijelje, sloeije; baantje —, baentsjeglide, -sliere, slierejeije, slydtsjeglide; zacht, voorzichtig —, glierkje, glydskje, slydskje; om, door, op, van iets (doen) glijden, strûpe; s...

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

glijden

gleed, h. en i. gegleden (1 langs een oppervlak gemakkelijk, zonder merkbare wrijving voortglijden; 2 langs een helling vanzelf naar beneden schuiven; afzakken; afglijden;3 ontglijden; ontsnappen, ontschieten): 1. de jongens hebben wel een uur gegleden, gesuld; de slee gleed over het ijs; ik (ook: mijn voet) kwam te glijden en ik viel, uitglijden;...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

glijden

(gleed, gleden; heeft en is gegleden [~ glad] 1. langs een oppervlak gemakkelijk voor schuiven: op het ijs -; van een heuvel -. 2. uitglijden: hij is op de grond gegleden. 3. op het water zich gemakkelijk voortbewegen: de bark gleed over de rivier. 4. snel voortschieten: zijn hand gleed onder zijn jas. 5. zich licht, vlug voortbewegen: hij gleed...