m. (-s),
1. horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar schijnen te raken, (ook) de streken aan de hemel en op de aarde in de nabijheid van die lijn: aan de zag hij het weerlichten;
2. (fig.) de grenzen van het gebied van de geestelijke waarneming: dat ligt buiten onze -, daarover kunnen we niet oordelen; de politieke —, de naaste toekomst in de politieke aangelegenheden.