bn., 1. gedwongen, genoodzaakt: geforceerde huwelijken zijn zelden gelukkig; gewild, onnatuurlijk: geforceerde vriendelijkheid;
2. met bovenmatige inspanning volbracht of verricht: geforceerde marsen; studeren, zonder de nodige afwisseling of rust;
3. geforceerde bloemen of vruchten, door kunstmatige vervroeging gekregen.