bn. (-er, -st),
1. op een gedrocht of monster gelijkend; wanstaltig, misvormd, mismaakt: een — kalf met twee koppen en zes poten;
2. oneig. (van onstoff. zaken) monsterachtig: gedrochtelijke voorstellingen; door een bijzonder sterke afwijking van de natuur het schoonheidsgevoel kwetsend: gedrochtelijke tekeningen; op onnatuurlijke wijze gevormd (van een verbond, een vereniging van personen of partijen, van wie de beginselen onderling in strijd zijn); (van hoedanigheden van mensen) in hoge mate onmenselijk, met de menselijke natuur in strijd: onaandoenlijkheid is iets gedrochtelijks.