[Fr.], o. (-s), timpaan, driehoekig of segmentvormig, door lijsten omsloten vlak dat een (klassieke) gevel bekroont; zo’n veld of versiersel boven ramen, deuren, kasten enz.
(e) In de klassieke Griekse bouwkunst vormde het fronton aan de twee smalle zijden van tempels met de gevellijsten het hoogste deel van een tempel. In de Dorische bouworde was het fronton rijk met plastieken versierd. Later werd het een decoratief, bekronend element boven gevel, ingang, venster e.d. De door de Romeinen voor het eerst toegepaste gebogen topbekroning vond vooral tijdens renaissance en barok veel navolging.
LITT. E.Lapalus, Le fronton sculpté en Grèce (1947).