Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

fonetiek

betekenis & definitie

[Gr.], v., (ook: fonetica),

1. leer van het juiste stemgebruik;
2. deel van de taalwetenschap dat de voortbrenging, transmissie en perceptie van spraakklanken onderzoekt.

De voortbrenging van spraakklanken is sinds de 19e eeuw het eerst en het best onderzocht. Nadat aanvankelijk het onderzoek hiervan in hoofdzaak op zelfwaarneming berustte, is men aan het eind van de 19e eeuw in de fonetiek gebruik gaan maken van mechanisch registrerende apparatuur en van zo nauwkeurig mogelijk gecontroleerde experimenten. De beschrijving van de spraakklanken bleef echter in hoofdzaak geschieden op articulatorische basis.

Op het gebied van de akoestische fonetiek waren in de 19e eeuw de grote figuren Von Helmholtz en Hermann. Een probleem dat hen verdeeld hield, was de wijze waarop het aanzetstuk (keel-, monden neusholte) als resonator functioneerde. Volgens Von Helmholtz versterkte het aanzetstuk slechts bepaalde componenten die in het zgn. basisgeluid (voortgebracht door de in trilling gebrachte stembanden in het strottehoofd) reeds aanwezig waren; volgens Hermann echter geeft de door de stembanden opgewekte ademstroom stoten aan de resonator, waardoor hierin bepaalde tonen ontstaan. Volgens de opvatting van Von Helmholtz kunnen er dus in het klinkergeluid dat tenslotte ontstaat slechts componenten aanwezig zijn die in beginsel ook reeds aanwezig zijn in het basisgeluid; volgens Hermann behoeft dit niet. Tegenwoordig weten wij dat deze controverse berustte op een misverstand van mathematische aard: Von Helmholtz sprak over sinusvormige componenten terwijl Hermann doelde op gedempte trillingen. Deze laatste beschrijvingswijze is meer aangepast aan de fysische realiteit.

In de 20e eeuw werd een nauwkeuriger observatie van het proces van klankvoortbrenging mogelijk o.a. door het in gebruik nemen van hulpmiddelen zoals röntgenfotografie en de film. Hierdoor werd het mogelijk bestaande inzichten op belangrijke punten te corrigeren. Het verlangen te komen tot een zo objectief en precies mogelijke registratie maakte de fonetiek meer en meer tot een gebied van natuurwetenschappelijke studie waarop de taalkundige zich steeds minder thuis voelde. Deze ontwikkeling leidde tot het ontstaan van de fonologie, een door taalkundigen in het leven geroepen discipline, die men later, toen de aanvankelijk zeer scherpe tegenstelling met de fonetiek was verzacht, wel functionele fonetiek heeft genoemd. In de fonologie bleef echter voor de klankbeschrijving in hoofdzaak de terminologie van de articulatorische fonetiek in gebruik. Het inzicht in de verschillende mechanismen die bij de produktie van spraakklanken een rol spelen, is vooral door het werk van Angelsaksische onderzoekers sinds de jaren veertig in belangrijke mate toegenomen.

Het onderzoek van de geluidsgolven kreeg een nieuwe impuls door de grote technische vooruitgang die de Tweede Wereldoorlog vooral op het gebied van de mechanische vastlegging en de frequentieanalyse geboekt werd. Eerst in de VS, later ook elders, kwamen nieuwe instrumenten voor het akoestisch-fonetisch onderzoek beschikbaar, speciaal de magnetic tape-recorder en de akoestische spectrograaf. Vooral de eerste, die volstrekt natuurgetrouwe vastlegging en vrijwel onbeperkte herhaling van het vastgelegde geluid mogelijk maakt, is van onschatbare waarde gebleken, niet alleen voor het fonetisch onderzoek zelf, maar ook voor het gehele taalonderzoek. Het onderzoek van de klankwaarneming door het gehoor wordt bemoeilijkt door het feit dat het voor dit proces zo belangrijke binnenoor èn bijzonder klein van afmetingen is èn zich door zijn inwendige ligging niet voor directe observatie leent. Men is veelal aangewezen op observatie hetzij bij dieren, wier binnenoor een gelijke structuur vertoont als dat van de mens (b.v. dat van de cavia), hetzij van het binnenoor van recent overledenen. Dank zij subtiele waarnemingen zijn niettemin belangrijke gegevens omtrent de cochlea (slakkenhuis) verzameld en is het opstellen van meer plausibele hypothesen mogelijk geworden.

Nieuwe inzichten op het gebied van de neurologie hebben bovendien geleid tot een beter begrip van de wijze waarop de mechanische trilling van de cochlea op de gehoorzenuw in een elektrische prikkel wordt omgezet, [prof. dr. E.M. Uhlenbeck]. LITT. M. Joos, Acoustic phonetics (Language Monograph 23, (1948); R.M.S. Heffner, General phonetics (1949); H.

Mol, Fundamentals of phonetics (2 dln. 1963-70); D. Abercrombie, Eléments of general phonetics (1967); B. Malmberg, Manual of phonetics (2e dr. 1968); P. Ladefoged, Preliminaries to linguistic phonetics (1971; 2e dr. 1973); J.D. O’Connor, Phonetics (1973).