het geheel van zenuwcellen en -vezels, dat te zamen met de piramidebaan de bewegingen van de dwarsgestreepte skeletspieren regelt. In al deze bewegingen kan men een willekeurige en een onwillekeurige component onderscheiden.
Voor de laatste component is het extrapiramidale systeem verantwoordelijk. Het laagste niveau van de motoriek voltrekt zich min of meer onbewust. Het extrapiramidale systeem is fylogenetisch ouder dan de piramidebaan. In de ontwikkeling van het individu ziet men eerst het trappelen, staan en lopen, enz.; pas later ontstaan de bewuste bewegingen bij het kind. De hoogste delen van het extrapiramidale systeem liggen frontaal in de hersenschors, in de zgn. premotorische zone. Alle afdalende banen die niet tot de piramidebaan behoren, rekent men tot het extrapiramidale systeem.
Het is betrokken bij de uitvoering van gewoontehandelingen (lopen, staan, enz.), het is verder van belang voor een goede coördinatie van de spierbewegingen, zodat er een soepele beweging ontstaat, en het speelt een rol bij de instandhouding van de spiertonus. Bij stoornissen worden de bewegingen traag, onnauwkeurig en houterig. Voorts kunnen er ongewilde bewegingen optreden, die regelmatig kunnen zijn (b.v. bevingen bij de ziekte van Parkinson) of onregelmatig (zoals bij chorea, sintvitusdans).