Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Eeuw

betekenis & definitie

v./m. (-en),

1. tijdvak van honderd jaren: een eeuw geleden; elk van die tijdvakken van een (m.n. van onze) jaartelling: de 20e eeuw, de tijd van 1 jan. 1901— 31 dec. 2000; de eeuwen, de tijden: in de loop der eeuwen;
2. (als hyperbool) lange tijd: ik heb ze in geen eeuw gezien; als men moet wachten, duurt een uur soms een eeuw, zeer lang;
3. tijdvak, tijdperk, tijd in verband met personen die daarin leven of toestanden die erin heersen met een nadere bep., m.n. een vorstennaam: de eeuw van Augustus; de Gouden Eeuw, (mythologie) de tijd van Saturnus, waarin de mensen volkomen vrij waren, zonder wetten en regeerders; zij behoefden niets te doen en hadden volop te eten; bovendien was het altijd zomer; (bij uitbreiding) tijdvak van bloei en voorspoed in de geschiedenis van een land of een kunst; de verlichte eeuw, de tijd van de Verlichting; de ijzeren eeuw, tijdperk van ruwe kracht en geweld; de eeuw van het kind, 20e eeuw, waarin men zich in vraagstukken die het kind betreffen, verdiept;
4. (christendom) deze wereld.

In de christelijke religieuze litteratuur spreekt men van ‘deze eeuw’, d.w.z. de (huidige) wereld met zijn haat, oorlogen, ziekten enz., in tegenstelling tot de ‘toekomstige eeuw’, een tijdperk waarin deze vormen van kwaad zullen ontbreken (zie apocalyptiek).